Inhoudsopgave
Veel mensen hebben ons via onze verschillende kanalen gevraagd naar het verband tussen HIV en vruchtbaarheidsbehandelingen. Daarom hebben we besloten om te praten met Dr. Marta Zermiani, een van onze gespecialiseerde vruchtbaarheidsartsen, om zo alle twijfels weg te nemen die zich kunnen voordoen over dit onderwerp. Lees vooral verder!
Onze volgers verwarren soms twee termen die met deze kwestie verband houden: is seropositief zijn hetzelfde als aids hebben?
Nee, dat is niet hetzelfde. Als je drager bent van het Humaan Immunodeficiëntie Virus of HIV-positief bent, betekent het dat de aanwezigheid van het virus in je lichaam is vastgesteld en dat je de ziekte kunt overdragen, maar dat de ziekte zich nog niet heeft ontwikkeld (dit kan enkele jaren duren en tot die tijd zijn er geen symptomen van de ziekte). We zeggen daarentegen dat iemand AIDS (Acquired Immune Deficiency Syndrome) heeft als de ziekte zich al heeft ontwikkeld.
Heeft HIV invloed op de vruchtbaarheid?
Er zijn verschillende mechanismen die HIV in verband brengen met vruchtbaarheidsproblemen. De besmette man kan hormonale veranderingen ondervinden met gevolgen voor de zaadcellen, zoals een afname van de beweeglijkheid en concentratie van het sperma of veranderingen in de vorm van de zaadcellen. Op het functionele vlak worden een verminderd libido, impotentie, erectiestoornissen en ejaculatiestoornissen beschreven bij tot 60% van de patiënten.
Bij seropositieve vrouwen is een daling van de vruchtbaarheid tot 26% gemeld, die verband houdt met systeemziekten, stress en gewichtsverlies die de functionaliteit van de eierstokken beïnvloeden.
Is de virale lading (hoeveelheid virus in het lichaam) een factor waarmee rekening moet worden gehouden bij vruchtbaarheidsbehandelingen? En bij eicelvitrificatie?
De HIV in het lichaam bij en is, samen met CD4-celtellingen, nuttig bij de beoordeling van de effectiviteit van de behandeling.
Bij vruchtbaarheidsbehandelingen, waaronder eicelvitrificatie, kunnen we het overdrachtsrisico zien. Hoewel er geen grenswaarden zijn om de technieken toe te kunnen passen, wordt aanbevolen dat deze niet te hoog mogen zijn.
Heeft de medicatie die de vrouw neemt invloed op de behandeling?
Wat antiretrovirale therapie betreft, zijn er enkele geneesmiddelen die de productie van geslachtscellen kunnen beïnvloeden, waarbij de effecten groter zijn voor de eicel dan voor de zaadcellen. Andere mechanismen die de vruchtbaarheid beïnvloeden bij patiënten die antiretrovirale therapie krijgen zijn een veranderde implantatiecapaciteit van het embryo en een verhoogd aantal miskramen.
Hebben HIV-positieve patiënten specifieke aandacht nodig wat betreft protocollen, follow-up, tests, kliniekbezoeken, enz.?
Niet speciaal. Het enige wat de behandeling zou kunnen vertragen, is dat het eerste onderzoek uitgebreider is om eventuele veranderingen in de gezondheid van de partners in verband met HIV-infectie uit te sluiten. Meestal vragen we een verslag van de specialist Infectieziekten die de patiënt volgt om de behandeling te coördineren.
Voert het laboratorium speciale technieken uit?
De techniek die meestal in het laboratorium wordt uitgevoerd in het geval van HIV+ koppels (als beiden HIV+ zijn of als alleen de man HIV+ is) is een lavage of spoeling van het sperma.
De lavage is een laboratoriumtechniek waarbij na een dubbele spoeling van het sperma de helft van het monster naar virologie wordt gestuurd om na te gaan of de virale lading negatief is, en het monster vervolgens wordt gebruikt voor IVF-ICSI.
Ondervinden vrouwen met HIV of AIDS complicaties tijdens de zwangerschap of de bevalling, en moeten zij speciale maatregelen nemen?
Zwangerschappen van HIV-positieve vrouwen of vrouwen met AIDS worden beschouwd als zwangerschappen met een hoog risico, omdat er op drie momenten gevaar bestaat voor overdracht van HIV op de baby:
-Tijdens de zwangerschap
-Tijdens de bevalling, vooral als het een vaginale bevalling is.
-Tijdens de borstvoeding
Tijdens de zwangerschap moet de behandeling met antiretrovirale middelen (waarvan de meeste veilig zijn tijdens de zwangerschap) worden voortgezet, en kunnen vaccins worden toegediend en andere preventieve behandelingen worden toegepast. Er moeten regelmatig bloedtesten worden gedaan om de HIV-niveaus te controleren. Het HIV-virus moet volledig onder controle zijn of “ondetecteerbaar”. Dit zal het risico van overdracht van moeder op kind helpen minimaliseren.
Vaginale bevalling kan de baby blootstellen aan HIV, vooral als de virale lading aantoonbaar is. Als dit het geval is, wordt een keizersnede aangeraden. Na de geboorte krijgt de pasgeborene anti-HIV-medicijnen en worden er regelmatig onderzoeken en bloedtests uitgevoerd. In de meeste gevallen kan de diagnose van HIV-infectie worden gesteld als de baby 3 maanden oud is. Omdat HIV via de moedermelk kan worden overgedragen, wordt flesvoeding aanbevolen.